De eindeloze ontdekkingsreis

Zijn vader ontdekt zijn moeder achter een stalletje langs de weg op Bandoeng. Ze verkoopt kranten en andere kleine dingetjes. Moeder is half Nederlands en half inlands-gemengd. Vader is half Chinees en half Indisch. Beide zijn tweetalig opgevoed, waar Nederlands thuis de voertaal is. Aanspreken doet hij niet, maar wel fietst hij er vaak met vrienden langs om hen te wijzen op dat leuke meisje. Uiteindelijk ontmoeten ze elkaar op een dansles en slaat de vonk over.
De tweede wereldoorlog is vanzelfsprekend geen fijne periode, maar beide weten buiten de kampen te blijven. Dat verandert als de Japanners zich overgeven en de lokale bevolking besluit af te rekenen met niet-inlanders en mensen die verdacht worden van samenwerking met Nederlanders. Moeder vlucht een kamp in, om achter de nog aanwezige Japanse soldaten bescherming te zoeken tegen moordende milities. Zijn ouders overleven die gewelddadige periode en ook de aansluitende dekolonisatieoorlog.
Ze besluiten om in Indonesië te blijven en daar wordt in 1954 ook de oudste zus van Roy geboren. Zij is 11 als zijn ouders alsnog naar Nederland vertrekken en daar worden Roy en zijn vier broers en zussen geboren.
Het gezin past zich in Nederland volledig aan en gaat op in de samenleving. Over Nederlands-Indië wordt niet gesproken, maar een taboe rust er niet op. Roy: “Het is niet zo dat ik er niet over mocht praten of geen Maleis mocht gebruiken, maar dat deed je gewoon niet.”
Pijn uit het verleden is onbewust bepalend voor hoe er binnen het gezin gehandeld wordt. Als opgroeiend kind ziet Roy dat niet en wat hij ziet begrijpt hij niet: “Veel was onlogisch, of leek niet te kloppen.”
Roy wordt als een Nederlander in een Nederlandse samenleving opgevoed. Hij is weinig bezig met zijn afkomst en de geschiedenis. Dat vreet aan hem: “Als je Nederlands bent, uit Nederlandse ouders dan is het makkelijk om een idee te hebben bij dat verleden. Maar als je ouders geboren zijn in Nederlands-Indië, dan is die plek er niet meer. Die leeft dan alleen in jezelf.”
Als Roy ouder wordt begint hij te luisteren naar de ziel die in hem roept en zo ontstaat de behoefte om naar Indonesië te gaan. Hij was al op veel plekken in de tropen geweest, maar in Indonesië voelde hij zijn lichaam transformeren: “Mijn huid werd dikker. Het voelde als thuiskomen. Ik hoefde nergens naartoe, had geen behoefte aan excursies. Daar zijn was voldoende. Met pijn in mijn hart ging ik naar huis.” Roy is er inmiddels verschillende malen geweest.
Die afkomst sluipt ook in zijn werk. Als zanger en muzikant zoekt hij meer en meer de Indische muziek op: “Op die manier krijgt Indië echt een plek in mij.”
Nu hij ouder is weet hij hij met hulp een aantal gebeurtenissen uit het verleden een plek te geven. Hij zegt daarover: “Mijn ouders hebben het na de oorlog in Nederlands-Indië, Indonesië en in Nederland zwaar gehad. Dat heeft hen gevormd en een aantal zaken hebben ze onbewust op hun kinderen doorgegeven.”
Roy vindt het nog altijd moeilijk om een plek in te nemen, al kan hij er wel steeds beter mee omgaan. “Ik ben zelf niet altijd gelukkig met mijn gedrag, maar ik snap nu waarom ik ben geworden wie ik ben. Ik begrijp waarom ik me gedraag zoals ik me gedraag. Dat is door de jaren heen een automatisme geworden en dat leer je niet zo even af.”
Zijn vader leerde hem om hard te werken en goed te studeren. Hij vindt het belangrijk dat zijn kinderen goed terechtkomen. Dat is gelukt, ondanks de soms lastige omstandigheden.
Inmiddels is Roy blij met zijn Indonesische afkomst. Het is een stuk van hem dat er mag zijn, zoals hij er zelf ook mag zijn. Het woord ‘trots’ gebruikt Roy nooit: “De eigenschappen die zijn afkomst hem hebben gegeven, dat is een gegeven. Het proces waar het vandaan komt en hoe het me gevormd heeft is een ontdekkingsreis die nooit stopt.”