De uitgestelde militaire carrière

Bol
Bol

Hij is nog geen vijftien als de Japanners Nederlands-Indië binnenvallen. De meeste schoolgenoten zijn al 16 en mogen dus het leger in. Bol niet, wat hij ook probeert. 

Als de Japanners de school innemen als kazerne voor de troepen dan vlucht hij naar een gesticht waar zijn moeder werkt. Daar brengt hij het grootste deel van de oorlog door, met zijn moeder en zijn broers en zusters. 

Dat lijkt een soort van gezinssituatie en dat is het ook, maar niet helemaal. De kinderen worden administratief opgevoerd als patiënten en ondergaan zo de harde opvoeding van een gesticht. 

Bol leert daar met zijn handen werken, boxen en overleven. En hij leert jagen en alles over eetbare planten. Hij moet daar ook Maleis en Soendanees leren. 

Hij traint daar honden en jaagt daarmee op zwijnen. Hij loopt op zijn blote voeten, met een bloot torso en een lendendoek. Hij is bewapend met een speer, een dolk en zijn getrainde honden. 

De lokale bevolking is Moslim en voor hen zijn zwijnen onreine dieren die bovendien hun tuinen en akkers slopen, dus Bol maakt een deal: “Ik jaag op die zwijnen, maar als ik er één dood dan helpen jullie mij om dat ding bij me thuis te krijgen.” Hij moest namelijk eten.

Hij verdient op die manier het respect van de lokale bevolking, maar boezemt ze ook angst in. Zo overleeft hij in de bush de tweede wereldoorlog. 

Het einde van die oorlog is het begin van de Bersiap, een periode waarin Indonesische nationalisten proberen af te rekenen met de Nederlanders en loyalen. Er vallen vele doden, maar van Bol blijven ze initieel af. 

Als de Nederlanders zijn vermoord of verjaagd wordt het ook Bol te heet onder zijn voeten. Hij wordt op straat gewaarschuwd door een bevriende opstandeling en maakt dat hij thuis komt. Hij legt zijn moeder uit wat er aan de hand is en pakt een speer om het gezin te beschermen. 

Zijn moeder verbiedt hem dat, waarop hij zijn broertje bij de hand neemt en samen vluchten ze de jungle in. Zijn moeder vlucht via een andere route. In een kamp vinden ze elkaar veel later weer terug. 

Daar kan hij eindelijk het leger in, eerst bij het Koninklijk Nederlands-Indische Leger en daarna bij bij de Marechaussee. Hij ziet zijn moeder vijf jaar niet, komt dan thuis en stelt zijn zwangere vrouw voor en zegt dat hij naar Nederland gaat. 

Daar wordt hij beroepsmilitair en heeft hij een glansrijke carrière bij de Landmacht. Hij wordt adjudant en besluit dat hij elke drie jaar ergens anders wil wonen. 

Als hij terugkijkt op zijn leven, dan zegt ie dat je vooral naar je moeder moet luisteren. Als het erop aankomt, dan overzien zij de situatie en nemen zij de goede beslissingen: “de moeders hebben de oorlog gewonnen.”