Vervolgd om haar witte huid en blauwe ogen

Het koloniale leven in Nederlands-Indië van voor de tweede wereldoorlog is verrukkelijk. Het gezin Wertheim woont met drie kinderen, Anne-Ruth is de middelste, in een groot stenen huis en heeft diverse Indonesische bedienden onder wie een chauffeur. Haar vader was eerst rechter en later hoogleraar aan de Juridische Faculteit in Batavia. We schrijven de jaren ’30 en er leven zo’n 61 miljoen mensen in Nederlands-Indië, waarvan maximaal 300.000 Nederlanders.
Huidskleur bepaalt de rangorde
Het is een samenleving van rangen en standen, met onderin de keten de lokale Indonesische bevolking voor het harde-, vuile- en zware werk. Tussen die Nederlandse machtshebbers en de Indonesiërs vind je de Chinese handelaren en Indo-Europeanen. Van die laatste groep wordt de positie in de rangorde bepaald door de huidskleur: hoe witter, hoe hoger in de keten.
Dubbele maat
In die periode kent Nederlands-Indië twee rechtssystemen. Rechtbanken voor de Nederlanders en Landraden voor de Indonesiërs. Elk systeem hanteert een eigen strafmaat, waarbij het bijna logisch is dat een witte Nederlander voor hetzelfde vergrijp veel lager gestraft wordt dan een Indonesiër. De vader van Anne-Ruth kan zich als rechter slecht vinden in dat rechtssysteem met die dubbele maat.
Die afwijkende houding van haar ouders ziet ze ook terug in hoe ze zelf met het Indonesische personeel om moet gaan. Zo mag ze wel direct een opdracht geven, maar op vragende- en constructieve manier: “Bij de buren maakte ik maar al te vaak mee dat er op nare toon commando’s door het huis werden geschreeuwd. Dat stonden mijn ouders niet toe.”
Een eigen butler
Als het gezin Wertheim in de kampong op bezoek gaat bij de familie van bedienden dan is Anne-Ruth vaak jaloers: “Kinderen lopen daar op blote voeten en eten met hun vingers. Dat wilde ik ook wel. Wij werden gedirigeerd en mochten van alles niet. Wij moesten naar school en dat hoefden zij ook al niet.”
Het luxe leven dat ze daar leidt duidt ze aan de hand van een foto waarop ze als vijfjarige achterin een luxe open auto zit: “Voorin zit de chauffeur en achterin naast mij de huisknecht. Tegenwoordig zou je het een butler noemen. Hij bediende ons, werkte in de tuin en ruimde de rommel op. Het was in die tijd volkomen normaal dat ik als kind op die manier naar een feestje gebracht werd.”
Oorlog!
Dat leven verandert van de één op de andere dag als de Japanners komen. Anne-Ruth is dan zeven jaar. Die Japanners vallen binnen en stoppen de witte Nederlanders in gevangenissen.
Het gezin Wertheim wordt uit elkaar gehaald. Vader gaat naar een mannenkamp, moeder met de drie kinderen naar een vrouwenkamp. Ze weten van elkaar niet waar ze zijn. Anne-Ruth: “Wij zaten in een wijk van Jakarta die was omheind met een dubbele laag gevlochten matten met prikkeldraad. Op de hoeken stonden hoge torens met daarin soldaten met mitrailleurs. Die wapens waren dag en nacht op ons gericht. Van mijn moeder mocht ik niet naar boven kijken, want ik moest vooral geen aandacht trekken. Als één van ons, ook kinderen, iets deden dat verboden was, dan werd je gestraft tegenover het hele kamp, op die manier hielden de Japanners ons onder de duim. Dat was de eerste ervaring die ik heb meegemaakt van hoe racisme werkt.”
Het vrouwenkamp in Jakarta
Met haar moeder, zus en broer zit ze ongeveer een jaar in dat kamp. Dagelijks verzamelen ze zich op een plaats in het midden, waar ze voor de Japanners moeten buigen. Dan worden ze ook geteld. Anne-Ruth: “Ze keken of iedereen er nog was. Ik realiseerde me al snel dat het niet alleen de omheining was die ons gevangen hield, samen met de , wapens en de wachttorens , maar ook de kleur van onze huid. Buiten het kamp woonden alleen maar gekleurde mensen. Als je al wist te ontsnappen, dan was je zo weer terug want je viel direct op. We beseften ook dat wij de lokale bevolking honderden jaren hadden uitgebuit, dus dat de kans niet groot was dat iemand ons zou laten onderduiken.”
Dit eerste kamp is best ruim opgezet, want ze wonen in een vrij normaal huis, maar wel met heel veel mensen opgepropt. Rondom de huizen zijn tuinen en straten. Anne-Ruth: “Daar speelden we dan met elkaar en dan hadden we natuurlijk ook vaak lol.”
Joden moeten zich melden
Na ongeveer een jaar maken de Japanners bekend dat iedereen met een druppel Joods bloed zich moet melden. Moeder is formeel niet Joods en de kinderen zijn op zijn best half-Joods. Als ze zich niet melden, kunnen er problemen ontstaan als vader zich in zijn kamp wel gemeld heeft. Wat te doen?
Na overleg met de kinderen besluit moeder zichzelf óók te melden als Joods. De naam Wertheim liet immers weinig aan de fantasie over. Daarbij gingen de kinderen richting de tien en dat was de leeftijd waarop doorgaans de jongens door de Japanners van de moeders werden gescheiden. Anne-Ruth vertelt daarover: “Iedere maand kwamen ze de jongens ophalen die tien waren geworden . Die werden op open vrachtwagens gezet en het kamp uitgereden. De moeders renden er huilend achteraan tot ze niet verder mochten. Ik heb daar verschrikkelijke herinneringen aan.”
Naar het Joodse kamp
Met de trein gaat moeder Wertheim met de drie kinderen op weg naar het Joodse kamp. Anne-Ruth raakte eerder haar vrienden buiten het kamp kwijt, nu ook die in het kamp. De reis is verschrikkelijk. Als de trein stopt moeten ze te voet verder naar een oude gevangenis. Anne-Ruth vertelt met enig afgrijzen over het nieuwe onderkomen waar je met tachtig mensen bij elkaar in zalen sliep: “Voor ons was dat kamp een ellende, want we kwamen uit echte huizen met tuinen, in een omheinde woonwijk. Andere Joden, die uit nog slechtere kampen kwamen, vonden het een verademing. Het ene kamp was duidelijk het andere niet.”
Nog eenmaal verhuist het gezin. Nu naar een kamp met barakken die ooit gebouwd waren voor plantage-arbeiders. Van hun vader weten ze niets, behoudens een enkel briefkaartje. Daarover zegt Anne-Ruth: “Ze mochten één keer per half jaar een kaartje naar elkaar sturen. De meeste kwamen niet aan en wat wel aankwam was zo oud dat je ook niet wist of iemand nog leefde.”
Het einde van de oorlog
Als de oorlog voorbij is, vindt hun vader hen terug in hun laatste kamp. Daarbijheeft hij hulp gehad van een Nederlands-Chinese familie die buiten het kamp heeft mogen blijven en die ze kenden van voor de oorlog. Op een dag besluit het gezin naar de kampong te gaan om hun oude chauffeur op te zoeken, maar die wil niets met ze te maken hebben. Het was het begin van de Indonesische vrijheidsstrijd.
Nederlands gedrag veroorzaakte de Indonesische vrijheidsstrijd
Anne-Ruth vindt het logisch dat het zo gelopen is, maar ontkent dat de opstand is aangejaagd door de Japanners zoals de Nederlandse geschiedschrijving zegt: “Dat was misschien het laatste zetje, maar wij hebben de Indonesische bevolking jarenlang onderdrukt en hun leiders in kampen opgesloten. We leefden daar in onze eigen bubbel, spraken buiten ons personeel nooit met Indonesiërs. De meeste Nederlanders hadden geen idee wat daar voor de oorlog precies onder de bevolking leefde.”
Jonge intellectuele Indonesiërs maakten het verschil
Haar vader maakte net voor de oorlog als hoogleraar een klein aantal jonge intellectuele Indonesiërs mee. Zij waren toen al voor de onafhankelijkheid: “Die paar Indonesische studenten uit de jaren ’30 hebben een hele belangrijke rol gespeeld in het denken van mijn vader en hoe hij heeft geprobeerd de koloniale oorlog, de zogenaamde ‘Politionele Acties’, te voorkomen. Jammer genoeg was dat te vergeefs.”
Nooit meer racisme
Anne-Ruth heeft na de oorlog een groot deel van haar leven besteed aan het voorkomen en bestrijden van racisme en doet dat nog altijd: “Wij hebben zelf racisme meegemaakt en dat is een belangrijke impuls geweest voor ons allen om anders te denken en te doen. Het kan iedereen overkomen en daarom moet het gewoon ophouden.”